Schildklier problemen
Hypothyreoïdie
is een ziekte waarbij de schildklier onvoldoende schildklierhormoon afscheidt,
dientengevolge komt de stofwisseling van de hond als het ware op een laag pitje
te staan. Deze ziekte kan aangeboren of later verkregen zijn, in de meeste
gevallen betreft het de verkregen vorm. Rassen welke gevoeliger zijn dan andere
voor hypothyreoïdie: Golden Retriever, Dobermann, Spaniëls, Airedale Terriërs,
Shelties, Middenslag Schnautzers en Bouviers. De eerste waarneembare
verschijnselen ziet men over het algemeen tussen de leeftijd van 4 en 6 jaar, en
zelden voor het 2e levensjaar. De aandoening komt even vaak voor bij reuen als
bij teven.
|
Belangrijke symptomen:
∙ Loomheid,
traagheid
∙ Huidklachten, met name kaalheid, dunne beharing, zwartverkleuring van de huid,
soms ook schilfering of ontsteking van de huid. Kaalheid vaak symmetrisch aan
beide zijden van de romp
∙ Toename van het lichaamsgewicht, soms resulterend in echte vetzucht.
∙ Kouwelijk (voorkeur voor warme ligplaatsen).
∙ Uitblijven loopsheid
∙ Vochtophopingen, waardoor een sterke plooivorming van de kop ontstaat (droopy
eyes), kreupelheid, scheve kop, en afhangende gezichtshelft .
∙ Witte neerslagen in het hoornvlies
∙ Een te trage hartslag met afwijkend ECG
Het verlies van de ondervacht is typisch, de dunne vacht samen met de slome
uitdrukking van de hond zijn symptomen die het eerst in het oog springen. Het is
echter ook mogelijk dat een hond alleen maar kreupelheid vertoont, waardoor het
stellen van een diagnose al moeilijker wordt.
Mogelijkheden voor het stellen van de diagnose
∙ Een éénmalige bloedspiegelbepaling van T4 (schildklierhormoon)
∙ TSH test
∙ Schildklierscan
∙ Schildklierweefselonderzoek
De eerste stap kan door iedere dierenarts verricht worden,
namelijk het bepalen van de T4 bloedspiegel. Als deze ook daadwerkelijk te laag
blijkt te zijn, dan moet de diagnose nog bevestigd worden door middel van de TSH
stimulatietest en eventueel een scan. Een schildklierscan kan alleen uitgevoerd
worden op de Faculteit voor Diergeneeskunde in Utrecht. Het is dikwijls
noodzakelijk om een te lage bloedwaarde van T4 bij eenmalig bloedonderzoek nog
nader te bevestigen omdat er ook andere redenen dan een te traag werkende
schildklier voor kunnen zijn, zoals medicijngebruik en de ziekte van Cushing. De
behandeling bestaat uit het toedienen van tabletten. Na 2 maanden moet opnieuw
bloed geprikt worden om te controleren of de dosering van de medicijnen correct
is. Na instelling van de therapie zal de hond al snel opleven. De huidklachten
worden echter in de loop van de eerste maand eerder erger met haaruitval en
schilfering. Na een maand begint de huid te vernieuwen en verschijnt er nieuw
haar. Het overgewicht van de hond corrigeert zich vanzelf.
EETLUST
De hoeveelheid voer die een hond spontaan tot zich neemt zou
voldoende energie moeten leveren om de behoefte aan energie te dekken. Als deze
behoefte is gedekt dan zou, bij een uitgebalanceerd voer, ook de behoefte aan
vitaminen, mineralen en eiwitten gedekt moeten zijn. De smakelijkheid van
industriële diervoeders moet deze spontane opname bevorderen, echter zonder
overconsumptie uit te lokken. Honden of puppy's kunnen soms voor langere tijd
weigeren te eten. Het is van belang om de mogelijke oorzaken te kennen van deze
verminderde eetlust om gepaste maatregelen te kunnen nemen.
FACTOREN DIE SPONTANE OPNAME BEÏNVLOEDEN
Diergebonden
1 Ras. Sommige rassen hebben voorkeur ten aanzien van consistentie en aspect van
het voer, dit geldt met name voor de kleine rassen. Deze rassen weigeren harde
brokken en hebben voorkeur voor diners en blikvoer.
2 Individueel. Honden zijn snel geconditioneerd op een soort voer. Verandering
van soort voer dient geleidelijk te geschieden en enige volharding van de
eigenaar is gewenst als een hond het voer blijft weigeren. Door het bepalen door
de eigenaar van het soort voer dat de hond moet eten wordt de gezagsverhouding
bevestigd.
3 Fysiologisch stadium. Puppy's: Spenen is een periode van veel stress voor een
pup. De overgang van de moedermelk naar vast(er) voedsel dient geleidelijk te
geschieden. Voedsel kan eerst met melk geweekt worden aangeboden, later kan dit
weken met water gebeuren. Het is normaal dat een pup weinig eetlust vertoont in
een nieuwe omgeving. De eigenaar moet op vaste tijden voedsel blijven aanbieden,
tussen de maaltijden dient de bak verwijderd te worden omdat de hond anders gaat
wennen aan de hele dag door eten.
Lacterende teven: Aan het einde van de lactatie valt de eetlust altijd terug
omdat er minder melk geproduceerd hoeft te worden. Ook aan het begin van de
lactatie is de eetlust gering, daarna neemt deze snel een enorme omvang aan
zodat voeren met een puppy- of prestatievoer zeker op zijn plaats is.
Loopse teven: Tijdens de loopsheid zijn de meeste teven nauwelijks
geïnteresseerd in voeding, ook een eventuele mannelijke soortgenoot in de naaste
omgeving kan dusdanig van slag zijn dat eten hem niet meer interesseert.
Schijnzwangerschap: Schijnzwangerschap kan veel verschillende
gedragsveranderingen bij een teef opwekken. Zowel een toe- als afname van de
eetlust is dan mogelijk. Gaat de schijnzwangerschap gepaard met melkgift dan kan
door de voeding te verschralen deze melkgift teruggedrongen worden. Uit de
RCCI-lijn komt een produkt zoals LA23 hier voor in aanmerking.
Activiteit: Na een zware inspanning weigert een vermoeide hond vaak te eten.
Drinken is op zo'n moment belangrijker en met name sledehonden dienen hierin dan
ook getraind te worden. Voedsel kan in een later stadium aangeboden worden als
een hond tot rust is gekomen.
Omgevingsgebonden
1 Temperatuur: Een hoge temperatuur
doet de eetlust afnemen, een geconcentreerder voer kan dan een uitkomst zijn.
2 Voedingsschema: Het verdient
aanbeveling om voer op vaste tijden aan te bieden, dit is beter dan een ad
libitum (onbeperkte) voeding. Sommige honden vinden het onprettig als men in de
buurt blijft, men moet een hond in alle rust laten eten.
3 Tussendoortjes: Alle snacks tussen
maaltijden door dienen achterwege gelaten te worden, omdat het hier meestal zeer
smakelijke zaken betreft heeft de hond de neiging zijn voorkeur te verleggen
naar de snacks waardoor het normale voedsel geweigerd gaat worden.
Voergebonden
1 Eigenschappen: Een brok kan
eigenschappen hebben die een hond minder bevallen. Voor kleine rassen mag
bijvoorbeeld de brok niet te groot en niet te hard zijn.
2 Bederf: Door langdurige opslag kan
de reuk verloren gaan en het produkt minder aantrekkelijk worden. Door moderne
verpakkingstechnieken wordt dit zoveel mogelijk tegen gegaan. Door onjuiste
opslag kan ook schimmelvorming optreden of oxydatie. Eén en ander leidt tot
smaak- en/of geurbederf. We moeten ons realiseren dat de reuk van een hond
honderden malen sterker is dan die van de mens zodat een hond wegens geurbederf
een voer kan weigeren ondanks het feit dat de eigenaar nog niets afwijkends aan
het voer kan waarnemen.
3 Samenstelling: Een hond is van
nature een liefhebber van vet. De overgang naar een voer met een lager
vetpercentage zal in het algemeen niet op prijsgesteld worden door het dier.
Droogvoeders hebben speciale coatings, die bepaalde smaakeigenschappen hebben.
Vaak wordt hiervoor poultrydigest, een kippenextract, gebruikt wat door de
honden graag wordt gegeten.
|
ENKELE TIPS OM DE EETLUST TE STIMULEREN
∙ Voeg heet water toe aan droogvoeders en wacht vervolgens enkele
minuten alvorens het te geven aan de hond.
∙ Water kan vervangen worden door bouillon of wat (verdunde) jus.
∙ Voeg een kleine hoeveelheid poedermelk of geraspte kaas toe.
∙ Voerwijzigingen dienen geleidelijk plaats te vinden, zeker als het voer
betreft van verschillende merken of kwaliteitslijnen.
∙ Als de hond niet wil eten verwijder dan de bak dan na 20 minuten en bied het
voer 3 uur later opnieuw aan.
∙ Zorg eventueel voor competitie, een hond kan het slecht aanzien dat een andere
hond staat te eten. Pas wel op dat deze "voernijd" niet ontaardt in een
vechtpartij.
Honden hebben een voorkeur voor een licht zoute smaak, soms helpt het om een
beetje marmiet door het voer te mengen.
Het moge duidelijk zijn dat een verantwoorde fokker niet fokt van lijders aan Schildklier-afwijkingen.
Bron: B.C. Carrière, Dierenarts Dierenkliniek Ermelo,
(spoed)kliniek voor gezelschapsdieren,
tel. 0341-553325.